Je hebt mensen die zichzelf conservatief-liberaal achten, of ‘gewoon rechts’, of, wat meer prozaïsch, ‘donkerblauw’. Menen niet zelden dat ze hun financiële succesje enkel en alleen aan hard werken te danken hebben, en, zelfs al deden ze ’n leven lang letterlijk alles in ’t zwart, veel en veel te veel belasting hebben betaald.
Afijn, whatevs. Iedereen heeft recht op ’n mening. Maar wat me wél ’n beetje stoort, is de veeleer surreële logica die sommigen hanteren.
Waar hen dat even niet uitkomt, zijn ze tegen overheidsingrijpen en voor een zogenaamd vrije markt, en als het wel een keer past — inzake milieu‑ en andere externe kosten, bijvoorbeeld — is het plots prima dat (toekomstige generaties) belastingbetalers de rekening doen kloppen. Laissez faire, laat maar betijen.
Hebben — uiteraard! — een bloedhekel aan overheidsmonopolies, en zelden een bezwaar tegen oppermachtige privébedrijven. (Die hebben hun plaats verdiend, weet je, en de burger kan altijd elders terecht, ook en vooral wanneer dat niet kán.) Beweren evenwel in alle andere gevallen het individu voorop te stellen en tot excelleren te willen aanzetten, of toch wanneer dat individu op hun toevallige sympathie kan rekenen.
Kijk, er bestáát geen groter voorstander van markten dan ik.
Maar marktfalen ís een ding, en al ben ik een beetje ’n eenzaat, minstens voor een deel autodidact, belegger in aandelen en vooral wat raar, een die-hard egoïst ben ik nog net niet. Mijn vrijheid eindigt waar die van de ander aanvangt. F—k dus mijn individuele pleziertje, en het jouwe, wanneer dat letterlijk anderen de das om doet.
Als dát me jaloers maakt, of extreemlinks, then so be it.